Historische context: het Britse rijk 1585 -
Wat vooraf gingEind 15e en begin 16e eeuw begint er een nieuwe tijd in Europa: de Renaissance, diezich laat kenmerken door:
- een heroriëntatie van de klassieke oudheid (men gaat weer klassieke schrijverslezen/ klassieke kunst toepassen)
- een hernieuwde wetenschappelijke belangstelling (met name voor de vorm van deaarde en de verhouding zon-aarde)Daarnaast zien we dat de import van Aziatische producten (specerijen zoals peper)bemoeilijkt werd door de Turkse overname van het Arabische Rijk.Deze drie bovenstaande ontwikkelingen deden verschillende avontuurlijkeEuropeanen besluiten een nieuwe weg naar Azië te vinden: de Portugezen gingen opzoek naar een weg om Afrika heen; de Spanjaarden probeerden ‘via de West’ eenweg naar Indië te bereiken en de Nederlanders liepen vast toen zij via de Noordelijkeijszee Azië dachten te kunnen bereiken.
Engeland koloniseert AmerikaEind 16e eeuw gaan ook Engelse ontdekkingsreizigers op zoek naar nieuwezeewegen en nieuw te veroveren grondgebied. Zij richten zich vooral op het noordenvan Amerika, waar de eerste Engelse kolonisten zich vestigen. Voor deze kolonisatiezijn drie redenen te geven:1 – Engelse avonturiers ontvluchten het drukke Engeland (overbevolking) op zoeknaar nieuwe, goedkope landbouwgrond.2 – Engelse religieuze minderheden (pilgrim fathers, quakers, calvinisten, lutheranen,katholieken) ontvluchten Engeland vanwege de onderdrukking door de AnglicaanseKerk. Katholieken vonden de Anglicaanse Kerk te protestants; calvinisten enlutheranen vonden de Anglicaanse Kerk te weinig streng in hun opvattingen.3 – De Engelse regering zocht een mogelijke uitvalsbasis om tegen de Spanjaardente vechten. Rond 1600 zijn Engeland en Spanje de machtigste landen van Europa(en de wereld).
Verhouding met de IndianenAanvankelijk waren er goede handelscontacten met de inheemse bevolking. Maarals snel ontstonden er oorlogen omdat de Engelsen zich vestigden en grote stukkenlandbouwgrond afpakten van de Indianen. Door deze oorlogen, maar ook doorgeïmporteerde ziekten werd de inheemse bevolking verdreven (naar het Westen) enwerden er enkele miljoenen uitgemoord.
Twee soorten koloniënDe noordelijke koloniën aan de oostkust waren vestigingskoloniën, gericht oplandbouw, handel en nijverheid. De koloniën in het zuiden van Noord-Amerikaontwikkelden zich steeds meer tot plantage-economieën, waar luxe-producten alstabak, suiker en katoen voor de export werden verbouwd.
Andere Engelse plantagekoloniën bevonden zich in het Caribische gebied, zoalsBarbados en Jamaica. Ook hier werd met de verbouw van suiker (rum!), katoen entabak flink winst gemaakt.
SlavernijOm aan de vraag naar arbeidskrachten te voldoen, maakten de Engelsen gebruikvan de arbeid van slaafgemaakten. In de zuidelijke plantagekoloniën en in hetCaraïbisch gebied werkten zij (in grote groepen) op de suiker- en katoenplantages; inde noordelijke koloniën kwam slavernij minder voor: hier werkten individueleslaafgemaakten voor hun blanke meesters, in huis als dienstmeisje of op het land alsknecht.
DriehoekshandelOm aan de vraag naar slaafgemaakten te voldoen richten de Engelsen de RoyalAfrican Company (RAC) op. Deze RAC voer van Engeland met vuurwapens,sierraden en dure kleding naar de Westkust van Afrika, waar zij met de verkoop vandeze producten slaafgemaakte Afrikanen kocht. Deze slaafgemaakten werdenvervolgens naar Amerika verscheept (vaak onder erbarmelijke omstandigheden)waarna zij op slavenmarkten verkocht werden aan plantage-eigenaren. De derde takvan de driehoekshandel liep van Amerika terug naar Europa en omvatte de luxe-producten suiker, katoen, tabak, cacao.[Voor dit onderwerp is katoen het belangrijkst, omdat hier de relatie met deopkomende Industriële Revolutie het duidelijkst naar voren komt. Maar ook degroeiende tabaks-, suiker-, en koffieindustrie laten zien dat er industriële relatie istussen de plantagegebieden en Engeland.]
Verlichting in EuropaIn de tweede helft van de 18e eeuw ontstaat er in Europa een nieuwe (filosofische)stroming: de Verlichting. Uitgaande van de optimistische gedachte dat door middelvan het verstand de wereld ‘beter’ zou kunnen worden, groeit de kritiek op het ancienregime van koning en adel. De gedachte dat alle mensen recht hebben op ‘vrijheid’en ‘gelijkheid’ leidt tot inzichten als de trias politica, volkssoevereiniteit engrondwettelijk vastleggen van ‘natuurlijke’ mensen- of grondrechten.
Verlichting in AmerikaOok Europese kolonisten in Amerika kwamen in aanraking met de Verlichte ideeën.Met name het idee van volkssoevereiniteit viel in Amerika in goede aarde. Immers,de Amerikaanse koloniën waren officieel van (de koning van) Engeland. Daarombetaalden de Engelse kolonisten belasting aan de Engelse koning. Veel kolonistenhadden er in principe geen moeite mee om belasting te betalen, maar eisten wel datze er iets voor terug kregen, bijvoorbeeld een politieke vertegenwoordiging in hetEngelse parlement. (‘no taxation without representation’).
Democratische revolutie in AmerikaIn 1776 kwamen kolonisten in de 13 Engelse koloniën in opstand tegen de Engelsekoning en riepen de onafhankelijke federale staat, de Verenigde Staten van Amerika,uit. De Engelse koning reageerde met een oorlog, die de Engelsen uiteindelijk
Het economisch belang van IndiaIndia was voor Engeland economisch erg belangrijk. Zo werden er in India plantagesopgezet voor de teelt van handelsgewassen, zoals katoen. Later werd India ook eenbelangrijk afzetgebied voor Engelse industrieproducten. Zo ontstond de situatie dat inIndia ruwe katoen werd geproduceerd en geëxporteerd naar Engeland, waar het infabrieken werd omgezet in katoenen stoffen. Deze stoffen werden vervolgens weermet stoomschepen via het zojuist gegraven Suezkanaal naar India vervoerd, waar zij-voor lage prijzen- verkocht werd aan Indiërs.De import van deze katoenen stoffen concurreerde zo sterk met de Indiasehuisnijverheid dat deze grotendeels verdween.
Engelse invloed in IndiaDe Britse koloniale macht breidde zich niet alleen economisch en politiek uit. Vanuiteen gevoel van superioriteit voerden de Britten in hun koloniën de Engelse taal, hunrechtssysteem en hun onderwijssysteem in. Veel Britten zagen het als hun taak (‘thewhite burden’) om de wereld naar Brits model te beschaven. In India -waar enkeleverschillende talen gesproken worden – is Engels nog steeds een belangrijke taal.
VerzetHoewel de Britten talrijke Indiase religieuze (hindoeïsme) en sociale gebruikenafwezen, accepteerden veel Indiërs hun gezag. Toen het in 1857 toch tot eenopstand kwam onder ontevreden Indiase soldaten sloegen de Britten deze hard neer.India kwam daarna onder direct gezag van de Britse regering. Koningin Victoria vanEngeland werd ook keizerin van India. En ambtenaren namen het werk van deinheemse vorsten over.In 1885 richtten hoogopgeleide Indiërs het Indian National Congres op. In eersteinstantie streefden zij naar gelijke kansen binnen het Brits-Indische bestuur. DeBritten gaven hier niet aan toe. In de 20e eeuw zou het INC -met Gandhi en Nehru-meer succes hebben.
De relatie kolonialisme en de Industriële RevolutieIn de tweede helft van de 18e eeuw ontstond in Engeland de Industriële Revolutie.Deze werd bekend door uitvindingen zoals de Spinning Jenny en de stoommachine,maar feitelijk begon deze al veel eerder. Door verbeteringen in de landbouw en doorziektebestrijding groeide de bevolking en nam de vraag naar goederen (vooraltextiel) en het aanbod van goedkope arbeiders toe. Avontuurlijke ondernemersdurfden het aan om een fabriekje te beginnen. Kapitaal hiervoor kwam van banken,maar ook van particulieren die flinke winsten hadden gemaakt in de koloniën. Al snelgroeiden deze fabriekjes uit tot grote fabrieken en ontstonden er steden (Manchester,Sheffield) met honderdduizenden arbeiders.
Grondstoffen en afzetmarktFabrieken in Engeland hadden op twee manieren voordeel van de Britse koloniën:1 - Grondstoffen, met name katoen, kwamen uit de koloniën. Eerst vooral uit hetCaribische gebied en de Amerikaanse koloniën. Later werd India de belangrijkstekatoenkolonie.2 - Daarnaast werd vooral India in de loop van de 19e eeuw een steeds belangrijkereafzetmarkt voor de katoenindustrie.
Industrieel kapitalismeHet idee dat je met kapitaal nog meer geld kunt verwerven was al bekend in deoudheid. Toch spreken we meestal pas vanaf de 16e / 17e eeuw van kapitalisme,eerst in de vorm van handelskapitalisme, later van industrieel kapitalisme. Bijhandelskapitalisme investeert een handelaar (koopman) in schepen, bemanning ende aankoop van handelswaar, bijvoorbeeld specerijen of katoen. Vervolgensverkoopt de handelaar de koopwaar en hoopt hiermee zo snel mogelijk zijninvesteringen terug te verdienen. Bij industrieel kapitalisme investeert eenondernemer in een fabriek. Hij koopt machines, grondstoffen en energiebronnen enhoopt uiteindelijk met de industriële producten zijn investering terug te verdienen enwinst te maken.
Een nieuwe klasse: kapitalisten krijgen machtTot de 17e eeuw zijn er naast gestelijken twee sociale groepen (=standen): edelen en(horige/pacht) boeren. Door de Industriële Revolutie ontstaat er een nieuwe socialetweedeling: kapitalisten en arbeidersKapitalisten (bankiers, fabrieksdirecteuren, ondernemers) streven naar een liberalemarkteconomie met vrijhandel en een kleine rol voor de overheid. Om die vrijhandelaf te dwingen zetten de Engelsen de Royal Navy, Engelse marineschepen, in.Deze kapitalisten willen ook meer politieke invloed. Die kregen zij nadat de indelingvan kiesdistricten in het voordeel van de industriële ondernemers (en in het nadeelvan grondbezittende adel) veranderde. Door deze Reform Bill uit 1832 kreeg dezenieuwe, kapitalistische klasse meer zetels in het Engelse parlement.
Nog een nieuwe klasse: arbeiders hebben het slechtDe industrialisatie leidde ook tot de vorming van een andere sociale klasse: dearbeiders. Fabrieksarbeiders leefden en werkten vaak onder slechteomstandigheden in snelgroeiende steden. Lange tijd kwamen zij nauwelijks inprotest. De overheid greep niet in, zodat de positie van de arbeidersklasse lange tijdzeer slecht was (lage lonen, slechte werkomstandigheden, geen rechten, slechtehuisvesting, kinderarbeid).Dat veranderde begin 19e eeuw door de strijd van vakbonden (en idealisten zoalsRobert Owen). Geleidelijk kwam er een vorm van sociale wetgeving: wetten die hetwerken en leven van arbeiders verbeterden. Een voorbeeld zijn de Factory Acts(1833), die excessen moesten voorkomen. Later werd ook de overheid actiever,bijvoorbeeld met de aanleg van rioleringen en drinkwatervoorzieningen.